Het gevaar bestaat dat je me van idolatrie zult verdenken, en dan is dat maar zo. In de afgelopen vijf jaar heb ik op deze plek over alle boeken van Édouard Louis een stukje geschreven, en niet één ervan heb ik afgesloten met: nou/ach/tja. Hoe hij in elk boek zichzelf ontleedt, alsof hij zich als een ui ontdoet van zijn rokken, intrigeert me, en ik vind ook dat hij dat goed kan.
In Weg met Eddy Bellegueule rekende hij af met zijn jeugd. In Ze hebben mijn vader vermoord portretteerde hij zijn vader en deelde hij zijn politieke overtuiging op een niet mis te verstane manier, en over zijn moeder was hij niet mals in Strijd en metamorfose van een vrouw. Het boek dat tot hiertoe het meeste indruk op me maakte, is Geschiedenis van geweld, waarin hij de verkrachting waar hij het slachtoffer van was neerschreef.
Het zal je opvallen dat de man zijn onderwerpen in de buurt van zijn navel zoekt, en dat is in Veranderen: methode niet anders. Bij andere ego-documenten krullen mijn tenen al eens, maar in het geval van Louis gebeurt dat niet. Ik neem kennis van wat hij schrijft, alsof ik zijn leven toets aan het mijne. Ik ontdek een analogie, ik zie een verschil, en af en toe frons ik mijn wenkbrauwen en denk heel even nou/ach/tja. In Veranderen: methode vertelt hij op een eerlijke manier over zijn metamorfose: hoe hij heeft geprobeerd zich los te maken van zijn roots — van het Noordfranse dorp dat hij haatte, naar een stad die geen stad bleek, naar Parijs en de rest van de wereld. Het is een pakkend relaas, maar deze keer dacht ik voor het eerst: en nu iets anders.
In vijf titels heeft hij verschillende facetten van zijn eigen leven uitgespit. Het volgende boek ga ik ook lezen. Stiekem hoop ik dat hij zich aan fictie waagt.
Veranderen: methode is uit het Frans vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos.
Je hebt vast al van het credo show, don’t tell gehoord. Het is een techniek die je op bladzijde 1 van elke schrijfcursus vindt. Door ‘te laten zien’ wat iemand doet/denkt/voelt in plaats van het letterlijk te zeggen, haal je je lezer dichterbij. Door actie en dialoog, mimiek en gebaren te beschrijven wordt een verhaal levendig en filmisch. Schrijver Claudio Morandini bewijst met Sneeuw, hond, voet weer eens wat een kracht een klein verhaal kan krijgen door te showen en niet te letterlijk te zeggen. Zonderling Adelmo Farandola heeft lak aan mensen. Je krijgt een smerig beeld van hem — de man is grofgebekt, verzorgt zich niet, trekt al jaren zijn kleren niet meer uit. Toch ga je van hem houden, omdat je bijvoorbeeld uit de gesprekken met zijn staartloze hond kunt opmaken wie hij in wezen is. Het is alsof je in zijn Alpenhut gaat wonen. Als je dan ineens een voet uit de sneeuw ziet steken, zul je daar wel van opkijken, maar meer nog zul je raar opkijken van jezelf. Alsof je in de tijd van een korte roman in Adelmo bent veranderd.
Kikuji Mitani vertrouwt Chikako Kurimoto niet. Sterker nog: hij verafschuwt haar bijna. Ze is de minnares van zijn overleden vader. Kikuji refereert naar een meisje dat hij wél het summum vindt. Ze draagt een doek met een patroon van duizend kraanvogels, en die duizend kraanvogels staan symbool voor geluk en zuiverheid. Naar dat geluk en die zuiverheid is hij op zoek.
Soms zou ik geen schrijver willen zijn. Zolang ik enthousiast ben over een roman van een collega, is er niets aan de hand. Lastiger wordt het als een boek me niet heeft gegrepen. Dan kan ik er het zwijgen toe doen. Ik kan ervoor kiezen om alleen die leeservaringen mee te geven die ik positief of geweldig vond. Dat credo heb ik lang geheiligd, maar al een tijdje wringt dat. Het schept op den duur zo’n eenzijdig beeld van mijn leesgeschiedenis.
De vlucht van Jesús Carrasco vond ik een heftig, beeldend, indrukwekkend boek (zie mijn bespreking elders op deze blog), en dus begon ik met hoge verwachtingen aan Terug naar huis. De woorden ‘lezen’ en ‘verwachtingen’ kun je maar beter niet in één zin gebruiken. Ze zitten elkaar in de weg.
Het lukte me niet om in het verhaal van Juan te komen. Hij keert na een paar jaren afwezigheid vanuit Edinburgh terug naar zijn ouderlijk huis in zijn geboortedorp in midden-Spanje. Zijn vader is net overleden, zijn moeder dementeert, en zijn zus kan hem wel wurgen. Te lang is hij ontsnapt aan alle verantwoordelijkheden, nu moet hij ze maar eens onder ogen zien.
Carrasco beschrijft minutieus wat er in de tijd na de begrafenis van Juans vader gebeurt. We keren met Juan terug naar zijn kindertijd en jeugd. Er is niets op de stijl en het gegeven aan te merken, en het is heel goed mogelijk dat jij wel helemaal gegrepen zult worden door dit boek. Ik bleef toeschouwer, en ik vraag me nog steeds af hoe dat komt.
Ik ben 57 en ik heb de eerste thriller van mijn leven gelezen. Ik herhaal: ik ben 57 en ik heb de eerste thriller van mijn leven gelezen. En wat voor één. Drie van D.A. Mishani.
Het is nog niet vaak gebeurd dat ik een boek ongeveer overal mee naartoe nam. Alsof ik er op elk moment op voorzien wilde zijn om te kunnen verderlezen.
Mensen zeggen wel eens dat er ‘weinig gebeurt’ als een schrijver een boek lang minutieus inzoomt op de handelingen en de gedachten van een personage. Ik heb dat nooit heel goed begrepen. Naar mijn gevoel gebeurt er juist heel veel in zulke boeken, maar omdat we gewend zijn geraakt aan het feit dat ‘een gebeurtenis’ doorgaans iets opzienbarends is, iets wat we doorvertellen, worden handelingen als het openzetten van een raam of het vergeten van een sleutel weggezet als onbelangrijk, om niet te zeggen: niet het vertellen waard.
Laat Robbert Welagen met Raam, sleutel net weer aan mij bewezen hebben dat een verhaal waarin je een personage dagenlang op de voet volgt en dicht op de huid zit, adembenemend spannend en geweldig goed gecomponeerd kan zijn.
Het zal 1984 zijn geweest. Ik studeerde in Brussel en vond het geweldig om in het weekend in de stad te blijven en op zaterdag om middernacht naar de film te gaan. Dat vond ik stoer, maar ik vertilde me er vaak aan. De arthouse films die ik koos waren niet altijd voor gevoelige zielen.
Op het omslag van een boek staat het woord vuurtoren, en hup, ik heb het in mijn handen. Een paar keer heb ik een bepaald boek vervolgens blind gekocht, en een paar keer heb ik het met mijn ogen open gedaan, want het was me aangeraden. Ik noem Lampje van Annet Schaap, Vuurtorenwachten van Jeanette Winterson, en natuurlijk To the Lighthouse van Virginia Woolf. Verder staat in mijn kast bijvoorbeeld ook nog het verontrustende en schitterende Bericht uit de vuurtoren van João Ubaldo Ribeiro, dat ik jaren geleden op het gevoel kocht en nooit zal wegdoen.
De Hongaar die geen regenbogen verdraagt in een straal van 200 meter rond een school of een kerk heeft me op een heel onhandige manier te kennen gegeven dat je van lezen sterk wordt. Boeken, kinderboeken om te beginnen, verruimen je blik. Ik sla nu voor de gemakkelijkheid een paar stappen over, maar het komt er wel op neer.
Zijn kromme compliment raakt me erg, omdat ik in mijn leven iets met boeken doe, kinderboeken in het bijzonder. Bovendien ben ik ook heel erg de G uit het letterwoord LGBTQ+. Dit jaar ben ik me weer meer van die letter bewust geworden, terwijl ik de voorbije tien jaar zonder de G van gêne over straat heb gelopen.
Net op dit moment is het fijn om te merken dat Zwemmen in het donker van Tomasz Jedrowski wereldwijd furore maakt. Het is een beetje te laat om het boek te verbieden, want het is al flink verspreid. Daar heeft de Hongaar die in een straal van 200 meter rond een school of een kerk geen regenbogen verdraagt het waarschijnlijk moeilijk mee.
Ludwik kijkt terug op een heftige tijd in Polen. Die tijd begon ongeveer in de zomer na zijn studies. Toen heeft hij Janusz ontmoet, tijdens een werkkamp op het platteland. Het communistisch regime noemde het werkkamp een buitenkans voor jonge mensen, maar eigenlijk waren het weken van verplicht hard labeur.
De twee jongemannen voelden zich tot elkaar aangetrokken. Het was ondenkbaar om dat in het publiek te laten merken, maar Ludwik durfde een eerste stap te zetten, en een boek voor hem te laten spreken. Hij gaf aan Janusz te kennen ‘wie hij was’ door hem een in Polen verboden boek uit te lenen: Giovanni’s Room van James Baldwin.
Na het kamp begon de droomtijd: de twee hadden de mogelijkheid om aan een meer te kamperen, ver van de bewoonde wereld, en van elkaar te genieten. Helaas verdween de echte wereld ondertussen niet. Toen ze ernaar teruggingen was het contrast met hun dagen aan het meer groot. Of beter: het contrast leek alsmaar groter te worden.
Janusz keek weg van de protesten en stakingen en de lange rijen voor de winkels, en was bereid zich aan te passen aan het systeem. Hij ging mee in het verzwijgen en het verloochenen, en vond het niet erg om via vriendjespolitiek hogerop te komen. Ludwik zag de voordelen wel, maar was niet bereid om zijn principes geweld aan te doen.
En nu kijkt Ludwik dus terug. Vanuit Amerika. (Dat is geen spoiler.) Ik hoop dat je Zwemmen in het donker te lezen krijgt, leent, koopt, doorgeeft, en dat je op geen enkel moment om je heen hoeft te kijken of je vlakbij een school of een kerk bent.
Zwemmen in het donker is uit het Engels vertaald door Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap.